Toelichting

ArchiMate-eigenschapdefinitie Toelichting
Eigenschapdefinitie-id  : FORA/id-prop26
ArchiMate-model  : FORA
Datatype  : string
Meest voorkomende waarden top-20  : 
  • Deze relatie is afgeleid van de relatie van [[FORA/id-7bbef7a7-8349-48fc-bea7-c20c4408f863]] met [[FORA/id-c8468440-abd1-4c85-9939-7e9b87744b7f]]. (3)
  • Referentiecomponenten zijn daarmee logische groeperingen van functionaliteit die de geautomatiseerde ondersteuning bieden aan bedrijfsfuncties/-processen. Referentiecomponenten worden primair gevormd door functionaliteit die ze aanbieden en de gegevens die zij beheren. Het (hoofd)bedrijfsfunctiemodel, het informatiemodel en het referentiecomponentenmodel vormen daardoor een soort drie-eenheid die bij elkaar de meest belangrijke informatievoorzieningsaspecten beschrijven. Het referentiecomponentenmodel is meer inrichtingsafhankelijk dan de bedrijfsfunctie- en informatiemodellen. Het geeft aan welke eenheden worden voorgesteld om geautomatiseerd in te richten, waarbij de omvang van een eenheid primair wordt bepaald door de producten die beschikbaar zijn in de markt. Dit maakt het ook lastig te bepalen wat de juiste eenheid is; leveranciers bepalen vooral de omvang en trekken zich daarbij niet direct iets van andere leveranciers aan. Dat betekent dat wat de ene leverancier als één product aanbiedt (bijvoorbeeld een leerlingadministratiesysteem), door andere leveranciers als drie losse producten wordt aangeboden (inschrijfsysteem, leerlingvolgsysteem en onderwijscatalogus). Het model is een streefmodel waarbij instellingen zelf bepalen in welke mate en in welk tempo ze bewegen naar dit streefbeeld. In het algemeen moet de toepassing van het referentiecomponentenmodel vooral worden gezocht in het gebruik als vergelijkingsmateriaal met het eigen applicatielandschap van instellingen. Door te kijken waar verschillen liggen tussen het streefmodel en de huidige inrichting ontstaat een beeld van mogelijke verbeteringen. De mate waarin deze verbeteringen voldoende waarde opleveren en aansluiten bij strategische doelstellingen van de instelling kan daarbij sterk verschillen. Het resulterende plan van verschillende instellingen zal dan ook heel verschillend zijn. Het referentiecomponentenmodel geeft ook zicht op het beheer en de uitwisseling van gegevens. Per referentiecomponent is aangegeven voor welke gegevens de referentiecomponent de meest logische bron is en de andere gegevens hij nodig heeft. Dit leidt automatisch ook tot inzichten over gewenste informatiestromen en koppelvlakken tussen referentiecomponent. Zo zouden alle referentiecomponenten die een bepaald gegeven gebruiken deze moeten ophalen uit de bronreferentiecomponent. Bij het gebruik van het referentiecomponentenmodel als meetlat voor het eigen applicatielandschap zouden dus ook de informatiestromen moeten worden meegenomen. Overigens is het niet altijd mogelijk om bedrijfsobjecten eenduidig aan één applicatie toe te wijzen. Dat komt enerzijds door de omvang van de geïdentificeerde bedrijfsobjecten te groot kan zijn om aan één referentiecomponent toe te wijzen. Anderzijds doorlopen bedrijfsobjecten ook stadia waarbij verantwoordelijkheden kunnen veranderen. (2)
  • Het geheel aan beschrijvingen wordt aangeduid met ‘het referentiekader’ en is vastgelegd in de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen die op 1 augustus 2010 van kracht is geworden. (2)
  • Dit omvat ook het aangeven van: * een indicatie van het aantal toetsdeelnemers; * de extra keuzeonderdelen, indien beschikbaar, waarvan de onderwijsinstelling gebruik wil maken; * gebruik van de papieren of digitale doorstroomtoets, indien die optie beschikbaar is. (1)
  • Elke verwerkingsverantwoordelijke en, in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoordelijke houdt een register van de verwerkingsactiviteiten die onder hun verantwoordelijkheid plaatsvinden. Dat register bevat alle volgende gegevens: a) de naam en de contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke en eventuele gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken, en, in voorkomend geval, van de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoordelijke en van de functionaris voor gegevensbescherming; b) de verwerkingsdoeleinden; c) een beschrijving van de categorie�n van betrokkenen en van de categorie�n van persoonsgegevens; d) de categorie�n van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, onder meer ontvangers in derde landen of internationale organisaties; e) indien van toepassing, doorgiften van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie, met inbegrip van de vermelding van dat derde land of die internationale organisatie en, in geval van de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde doorgiften, de documenten inzake de passende waarborgen; f) indien mogelijk, de beoogde termijnen waarbinnen de verschillende categorie�n van gegevens moeten worden gewist; g) indien mogelijk, een algemene beschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 32, lid 1. (1)
  • Bij elke doorstroomtoets wordt door de betreffende toetsaanbieder een toetsreglement vastgesteld, waarin de wijze van afnemen wordt geregeld. Daarbij worden ten minste geregeld: a) de wijze waarop de directeur de leerlingen aanmeldt voor de doorstroomtoets, b) welke hulpmiddelen de leerlingen kunnen gebruiken, c) de wijze waarop de doorstroomtoets kan worden afgelegd door leerlingen voor wie een afwijkende wijze van toetsing noodzakelijk is, d) de wijze waarop de toetsopgaven aan de directeur ter beschikking worden gesteld, e) de wijze waarop de geheimhouding van de toetsopgaven wordt geregeld en de wijze en het moment waarop de toetsopgaven openbaar worden gemaakt, en f) de wijze waarop door de directeur toezicht wordt gehouden op leerlingen die de doorstroomtoets afleggen. (1)
  • Overheidsinstanties die mogelijk persoonsgegevens ontvangen in het kader van een bijzonder onderzoek overeenkomstig het Unierecht of het lidstatelijke recht gelden echter niet als ontvangers; de verwerking van die gegevens door die overheidsinstanties strookt met de gegevensbeschermingsregels die op het betreffende verwerkingsdoel van toepassing zijn. (1)
  • Voorbeelden van verschillende ontwikkelingsgebieden zijn: taal, cognitie, sociaal- emotioneel, motorische ontwikkeling en digitale geletterdheid. (1)
  • De examencommissie stelt een voorstel op en het bevoegd gezag stelt het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) vast met instemming van de Medezeggenschapsraad. (1)
  • De examencommissie stelt een voorstel op en het bevoegd gezag stelt het examenreglement vast met instemming van de Medezeggenschapsraad. (1)
  • Als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden ge�dentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon. (1)
  • Het wordt opgesteld door de examencommissie, toezichthouders of andere bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de formele evaluatie, en kan de volgende elementen bevatten: * aanwezigheid toezichthouders * instructies en regels * gebruikte toetsmaterialen * tijdregistratie * incidenten en bijzondere gebeurtenissen (1)
  • Het betreft de bovenbouw van alle schoolsoorten. (1)
  • Het heeft twee functies: 1) kandidaten, ouders/verzorgers, docenten en directie informeren over de inrichting van het schoolexamen; 2) de inrichting van het schoolexamen verantwoorden aan de Onderwijsinspectie. (1)
  • Is een leerling zonder startkwalificatie tussen 18 en 23 jaar minstens 4 aaneengesloten schoolweken (28 kalenderdagen) continu afwezig? Dan moet een RMC-melding worden doorgegeven (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten). (1)
  • Meestal wordt de prestatie voor een bepaald vak uitgedrukt in een (rapport)cijfer, soms ook met een beoordeling in woorden. (1)
  • Rooster komt vooral voor op VO. Bij sommige onderwijsvormen in het PO hebben onderwijsdeelnemers wel een rooster (bijv. po-instellingen die zonder jaarklassysteem werken), of maken ze bijvoorbeeld hun eigen (week)planning. (1)
  • Een jongere bezoekt na inschrijving school niet geregeld. (art. 2 lid 1 en 3 art. 4a lid 1 en art. 4c jo. art. 26 Leerplichtwet 1969). Een jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt bezoekt na inschrijving school niet geregeld (art. 2 lid 3 Leerplichtwet 1969). (1)
  • In het leeuwendeel van de gevallen hoeven alleen product-specifieke kenmerken en verwerkingen van een digitaal onderwijsmiddel in ��n of meerdere bijlagen te worden omschreven. Het gebruik van het model is dus essentieel om de juiste afspraken met een verwerker te maken en om het convenant na te leven. (1)
  • Het advies heeft betrekking op het niveau van het voortgezet onderwijs dat de onderwijsdeelnemer naar verwachting aankan, en is bepalend voor de plaatsing van de onderwijsdeelnemer op een specifiek niveau van het voortgezet onderwijs. (1)
Gebruikt door  :